Ds. J.R. Visser

CURSUS BIJBELSE TOERUSTING

Onderwerp: De Schrift en haar gezag

Spreker: Ds. J.R. Visser

23 september 2016, OMMEN

 

Hieronder vind je de aantekeningen bij de Cursus.

 

 

 

Aktualiteit

Er zijn heel veel actuele voorbeelden te noemen die gaan over de veranderende manier waarmee met de Schrift en haar gezag omgegaan wordt. Je vind aan het einde van dit cursusmateriaal een heel duidelijk voorbeeld.

Recent is er ook een boek uitgekomen van mensen die zich orthodox gelovigen noemen en die beschrijven hoe in evangelisch en gereformeerd Nederland er al meer anders over het gezag van de Schrift gedacht wordt. Hoe in evangelische en gereformeerde kerken zo het geloof veranderd. Het boek is in het Engels geschreven door: Miranda Klaver, Stefan paas; Eveline van Staalduine-Sulman redactie:  Evangelicals and sources of authority

Boek Evangelicals and sources of authority

In dit boek wordt met allerlei voorbeelden getoond dat de autoriteit van de Bijbel al meer moet plaatsmaken voor de ervaring. Hier wordt ook duidelijk betoogd onder andere door A.L. Th. de Bruijne dat we niet op bewijsteksten moeten afgaan maar op de grote lijn van de Bijbel.

 

 

(Verder uitwerken)
Eerst aandacht voor vragen die leven
De Bijbel het Woord van God
Woord van het verbond
De belijdenis over de Schrift. Vooral artikel 2-7 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis.

 

 

Duidelijkheid van de Schrift

Je voelt soms dat er iets in de lucht zit. Door dingen die geschreven worden. Door dingen die je ziet.  Je merkt dat het voor mensen moeilijk is om de Bijbel als geheel als het duidelijke Woord van God te blijven zien. In de recente theologische literatuur zie je dat o.a. bij dr. S. Janse, die in 2006 een boek geschreven heeft onder de titel: ‘De tegenstem van Jezus’. De ondertitel van het boek is: ‘Over geweld in het Nieuwe Testament’. In dit boek beweert hij o.a. dat er over het gebruik maken van geweld, ook door God verschillende lijnen in de Bijbel te ontdekken zijn. Jezus zou zich tegen de lijn, die je vooral in het Oude Testament tegenkomt verzetten. In een latere discussie met prof. H.G.L. Peels laat Janse ook zien, hoe hij in zijn leven gekomen is van de Bijbel aanvaarden als het ene duidelijk Woord van God tot het aanvaarden van een deel van de Bijbel als het echte evangelie, het echte goede grote verhaal.[1]   

We moeten niet denken dat deze dingen ons voorbij gaan. Dat merk je in gesprekken met broeders en zusters in de kerk. Zowel in eigen gemeente als daarbuiten. Je voelt dat voor mensen, die willen geloven, de Bijbel op een toenemend aantal punten niet zo duidelijk is of dingen bevat, die we niet kunnen plaatsen of waartegen ons gevoel zich heel sterk verzet.  Nog niet zo lang geleden waren we het vanuit de Schrift over eens dat een vrouw geen ouderling of predikant mag worden. Toen waren we het vanuit het luisteren naar Gods Woord over eens  dat crematie  of  homoseksueel samenleven niet volgens Gods goede wil is. Nog niet zo lang geleden was onder ons duidelijk dat de kinderdoop Gods wil is. Nu hoor je de vragen. Je hoort ze al harder. “Het zou puzzelen zijn om erbij uit te komen om te zeggen dat God de doop van kinderen wil.” “Het “moeten” van Zondag 27 zou zo zeker vanuit de Schrift niet zijn.”

Als je dan vanuit de Bijbel toch duidelijk maakt dat wat we belijden uit Gods eigen Woord komt, kan het zomaar gebeuren dat gezegd wordt: “Maar dominee dat is uw uitleg en uw interpretatie. Ik zie en voel dat nu eenmaal anders”. Een echt gesprek lukt  niet altijd meer, want ieder heeft zijn eigen interpretatie wordt dan gezegd.

Je ziet de verwarring, je ziet de onzekerheid. Je ziet dan ook de wil om elkaar in die onzekerheid vast te willen houden. Je hoort mensen dan zeggen: “We zijn toch gelovigen, we horen toch bij elkaar.” Mensen zoeken naar uitwegen om ondanks verschillen bij elkaar te kunnen blijven. De Bijbel als Gods Woord willen we dan blijven waarderen. Een oplossing die ik zo om mij heen dan hoor noemen is: “Zouden we niet in de richting kunnen gaan dat we zeggen dat het grote verhaal in de Bijbel duidelijk is, maar dat allerlei dingen die daarom heen genoemd worden minder duidelijk zijn. We zijn het eens in het grote verhaal, maar mogen verschillen in dingen die geen deel van dat grote verhaal zijn.” Zo’n suggestie klinkt heel sympathiek. Zo’n gedachte zal ook voortkomen uit de gedachte dat we de eenheid willen bewaren. De vraag is of zo’n gedachte de toets van Gods eigen Woord kan doorstaan.

 

Gods Woord is duidelijk

 

 

Wat is dan het grote verhaal?

Het zoeken naar een groot verhaal, dat in onze ogen duidelijk is, en wat daarom heen ligt als minder duidelijk, is niet iets van onze tijd alleen. We hebben al vaak met het verhaal van de scopus en de periferie te maken gekregen. Of kern en omtrek, het centrale en het minder centrale. Het zou gaan om de kern. Die kern is duidelijk, daarover moeten we het eens zijn. Wat daarom heen ligt is van minder belang en daarover kun je zonder grote problemen verschillen.

Als je zo denkt, is het eerste probleem dat je moet gaan vaststellen, wat de duidelijke kern, wat de duidelijke boodschap van de Bijbel is. De problematiek komt ons duidelijk voor ogen als we eens letten op de eerste brief die Paulus aan de gemeente van Korinthe schrijft. We vinden daar een tekst waarin Paulus de boodschap van het evangelie heel kernachtig samenvat. We lezen daar in Korinthe 2: 2: “Ik had besloten u geen andere kennis te brengen dan die over Jezus Christus – de gekruisigde.”

We zien in deze tekst heel duidelijk dat Gods hele Woord op Christus gericht is. We kunnen de woorden van God ook niet zonder Christus en Zijn werk goed verstaan. Je ziet dat ook als de Here Jezus in Johannes 5: 39,40 tegen de Joodse leiders zegt: “U bestudeert de Schriften en u denkt daardoor eeuwig leven te hebben. Welnu, de Schriften getuigen over Mij maar bij Mij wilt u niet komen om leven te ontvangen.”

Paulus wijst Christus als de gekruisigde aan als het hart van het evangelie. Betekent dat nu dat alleen Christus en Zijn kruisiging het grote verhaal is? Betekent dit dat de maagdelijke geboorte van de Heiland, dat Zijn opstaan uit de dood, dat Zijn opvaren naar de hemel van minder belang zijn? Betekent dit dat allerlei vragen over de inrichting van ons leven van minder belang zijn? Horen die niet bij dat grote verhaal?

Als je alleen al Paulus’ eerste brief aan de Korinthiërs leest, zie je dat het  niet zo is. Paulus schrijft 1 Korinthe 2: 2 niet om een heel klein duidelijk en gezagvol Bijbeltje over te houden. We lezen in de eerste aan de Korinthiërs het gezagvolle en duidelijke Woord van de Geest over bijvoorbeeld: tucht in de gemeente, omgaan met seksualiteit en huwelijksproblemen, viering van het Avondmaal, de positie van de vrouw, het omgaan met gaven in de gemeente, het geweldige belang van Christus’ opstanding. Paulus schrijft dan zelfs als het over Christus’ opstanding gaat: “Als wij alleen voor dit leven op Christus hopen, zijn wij de beklagenswaardigste mensen die er zijn.” 1 Korinthe15: 9. Dit is nog maar een greep. Je ziet hier, dat je niet kunt zeggen: het gaat in het grote verhaal van de Bijbel alleen om Jezus Die gekruisigd is. Je kunt niet zeggen: dat is duidelijk en over de rest kun je dus verschillende meningen hebben. Die zouden minder belangrijk zijn.

 

 

Het hart zit in een lichaam

Je kunt zeggen dat Christus het hart van het evangelie is. Zonder Hem ken en versta je het evangelie niet. Dat betekent voor de goede omgang met de Bijbel geen beperking, maar juist dat je de rijkdom van Gods hele Woord leert zien. Je gaat niet zeggen: waar in de Bijbel niet direct over Christus gesproken wordt, is voor mij niet belangrijk, heeft voor mij geen gezag. Nee, je leert vanuit het hart juist zien dat het hele Woord van God voor jou gegeven is. In dat hele Woord spreekt Christus jou aan. In dat hele Woord komt de God van het verbond naar ons toe en spreekt mij aan. Gods hele Woord is verbondswoord en dus spreekt de HERE ons daarin aan.

Het hart zorgt ervoor dat je lichaam leeft. Het bloed, dat vanuit je hart door je lichaam gaat, zorgt ervoor dat je kunt leven. Toch zou het dwaas zijn om te zeggen: Mijn hart is eigenlijk mijn lichaam. De rest stelt eigenlijk niet zoveel voor. Met de rest van mijn lichaam kan ik wel slordig omgaan. Dat kan ik laten vervuilen, daarin kan ik maar snijden, zoveel ik wil. Je zult dan merken dat het heel vervelende gevolgen voor je heeft. Je verminkt jezelf. Je zorgt er dan zelf voor, dat je ziek wordt. Dat gebeurt ook, als we een deel van de Bijbel tot hart verklaren en de rest voor onduidelijk. De rest zou niet zo belangrijk zijn.

We moeten juist vanuit Christus leren zien, dat de hele Schrift, als Gods Woord ons aanspreekt. Dat zie je als je op bepaalde gedeelten in de Bijbel let, waar juist op dat geheel van de Schrift nadruk gelegd wordt.

 

 

Niets weglaten en niets toevoegen.

Het is opvallend dat we in Gods Woord er meer dan eens op aangesproken worden, dat we niets in dat Woord als onbelangrijk of niet gezagvol moeten houden. We lezen hoe de Geest zelf ons het belang van het hele Woord van God inprent. Dat kan alleen als we in de Bijbel met het duidelijke Woord van God te maken hebben.

Het is belangrijk, dat we in ons denken en spreken steeds weer beginnen bij de duidelijkheid van de Schrift. Beginnen bij Gods eigen openbaring dat Zijn Woord een licht is. Dat Woord is licht in de duisternis, omdat het Gods eigen Woord is. Het is Zijn lamp. Wij hoeven dat Woord niet tot een licht te maken. Het is het licht in een donkere wereld. Heel belangrijk zijn hierbij o.a.:

Psalm 119: 105,130: “Uw Woord is een lamp voor mijn voet, een licht op mijn pad. … Als uw woorden opengaan, is er licht en inzicht voor de eenvoudigen.”

2 Petrus 1: 19-21: “Ons vertrouwen in de woorden van de profeten is daardoor alleen maar toegenomen, U doet er goed aan uw aandacht altijd daarop gericht te houden, als op een lamp die in een donkere ruimte schijnt, totdat de dag aanbreekt en de Morgenster opgaat in uw hart. Besef daarbij vooral dat geen enkele profetie uit de Schrift een eigenmachtige uitleg toelaat, want nooit is profetie voortgekomen uit menselijk initiatief: mensen die namens God spraken, werden daartoe altijd gedreven door de Heilige Geest.”

Het hele belijden van de kerk, de hele verkondiging van het evangelie is gebouwd op de Heilige Schriften als het duidelijke Woord van God. Het Woord dat het licht in deze door de zonde verduisterde wereld is. Het is niet zo, dat slechts een deel van Gods Woord duidelijk is. Zonder om daarmee te zeggen dat wij het er niet moeilijk mee kunnen hebben. Dat zie je ook in wat Petrus over de brieven van Paulus schrijft. Dan zegt Petrus niet dat de brieven van Paulus door iedereen heel makkelijk te begrijpen zijn. Er komen in die brieven moeilijke stukken voor. Stukken waar je goed je best voor moet doen om ze goed te begrijpen. Toch zijn die stukken niet onverstaanbaar. Ze zijn in het geheel van de Schrift goed te verstaan. Dat maakt Petrus duidelijk door te zeggen dat bepaalde mensen wat Paulus schrijft tot hun eigen ondergang verdraaien. Hij voegt er aan toe dat ze dat ook met de overige geschriften doen. Zie 2 Petrus 3: 14-16. Ook de moeilijke stukken zijn zo duidelijk, dat je kunt zien wanneer die verdraaid worden!

Moeilijke gedeelten in de Bijbel mogen ons er niet toe brengen om een deel van Gods Woord als onduidelijk aan de kant te schuiven. Wij doen onszelf tekort als we niet het hele Woord als licht over ons duistere leven vol gezag willen laten schijnen.

We doen dat in onze tijd heel gauw. Komt dat dan niet hieruit voort, dat we vanuit onze eigen subjectiviteit redeneren?  Als we vanuit, wat volgens onze gedachten en gevoelens goed is, de Bijbel benaderen?  We lezen dingen in de Bijbel die zo heel sterk tegen het levensgevoel van onze eigen tijd ingaan. Je ziet dat o.a. in wat er over het geweld in het Oude Testament geschreven wordt of  een corrigerende tik. Dan wordt eigen cultuur bepalend voor de duidelijkheid van de Schrift.

Die subjectiviteit zie je bijvoorbeeld in het bekende rapport ‘God met ons’ uit 1980. Het rapport over het gezag van de Schrift dat toen met algemene stemmen door de synode van de synodaal Gereformeerde Kerken is aan genomen. We lezen in dit rapport op pagina 104: “Iedereen die zijn Bijbel leest, legt hem uit. En als de Heilige Geest werkt in het hart van de lezer, zal hij het Woord van God verstaan als hoorde hij het met zijn eigen oren, en hij zal tot geloof komen. Maar de relationele waarheid, die op deze manier ontdekt wordt, is meestal zo hoogst persoonlijk bepaald, zo intuïtief en intiem, dat er nauwelijks over te praten valt, laat staan dat wij het erover eens zouden kunnen worden. Geen christen kan deze omgang met Gods Woord missen, maar het is geen basis voor een discussie over uitleg.”

Je krijgt hetzelfde als wij vandaag in ons spreken over de Bijbel en de prediking beginnen bij het punt, dat het toch om ons verstaan van de Schrift gaat. Als we dan zeggen: “Ieder heeft toch zijn eigen interpretatie en daar moeten we goed rekening houden.” Als we bij dat punt beginnen, maken we de Bijbel tot een onduidelijk boek. Dan doven wij het licht van Gods Woord voor onszelf. Dan laten we vanaf het begin ruimte voor ieders eigenmachtige uitlegging. We zullen vanuit de duidelijkheid van de Schrift, van de hele Schrift steeds weer het gesprek moeten aangaan. Steeds weer in Gods Woord delven naar oude en nieuwe schatten. Dat is een heerlijk positief werk. Dat bouwt de gemeente.

Juist vanuit de Schrift als Gods licht voor ons, zie je dan hoe de Geest zelf beklemtoont dat we niet moeten reduceren. Dat we het hele evangelie, zowel hart als omtrek, dus in totaliteit nodig hebben om ons in deze duistere wereld de weg te wijzen.

Dan betekent dat dat we niets van het Woord willen afdoen. Maar er ook niets volgens onze ideeën aan toevoegen.

Dat zegt de Geest in Deuteronomium 4: 12; 12: 32 en Openbaring 22: 18, omdat het hele Woord echt licht verspreidt. De Here Jezus krijgt tijdens zijn leven op aarde met de beschuldiging te maken dat Hij het Woord van God reduceert. Dat Hij delen van Gods Woord aan de kant schuift. Dan is Zijn reactie: “Ik verzeker jullie: zolang de hemel en de aarde bestaan, blijft elke jota, elke tittel in de wet van kracht, totdat alles gebeurd zal zijn. Wie dus ook maar een van de kleinste van deze geboden afschaft en aan anderen leert datzelfde te doen, zal als de kleinste worden beschouwd in het koninkrijk van de hemel. Maar wie ze onderhoudt en dat aan anderen leert, zal in het koninkrijk van de hemel in hoog aanzien staan.” Mattheüs 5: 18,19.

Juist omdat het evangelie, het Woord van God Gods duidelijke Woord is, kan Paulus de gemeenten in Galatië zo scherp aanspreken: “Wanneer iemand iets verkondigt dat in strijd is met wat ik u verkondigd heb, al was het zelfs een engel uit de hemel – vervloekt is hij! Ik heb het al eerder gezegd en zeg het opnieuw; wanneer iemand u iets verkondigt dat in strijd is met wat u hebt ontvangen – vervloekt is hij!” Galaten 1: 8,9.

Het is belangrijk dat we steeds weer in elke tijd het volle Woord tot ons als Gods licht tot ons laten spreken.

 

Uw Woord is een lamp voor mijn voet, een licht op mijn pad

 

 

Geen groot verhaal maken

De druk zal in de komende jaren groot zijn om een groot verhaal te definiëren en dan daarbij veel aan eigen interpretatie over te laten. De druk zal ook groot zijn om dat te doen aan de hand vanuit enkele belangrijke gedachtelijnen die vanuit de Bijbel naar ons toekomen. Dat kunnen schema’s zijn, zoals zonde – verlossing – dankbaarheid of schepping – koninkrijk – herschepping of nog andere lijnen.

Het is belangrijk dat wij niet vanuit eigen schema’s naar de Schrift toegaan en ook de duidelijke inhoud niet daardoor laten bepalen. We hebben altijd weer de concrete woorden van God nodig en moeten ons daardoor laten aanspreken. Dat is ook de aard van het verbondswoord dat in de Bijbel naar ons toekomt. Het levende Woord van God. Het licht dat schijnt. Het Woord van de Geest. Het is belangrijk dat we de Geest als de Auteur van de Bijbel echt laten uitspreken en dat licht in ons leven willen opvangen en daaruit leven en denken.

 

 

Eenheid van de Schrift

Aandacht voor het enkelvoud  de Schrift  Joh 2;22; 7:38,42; 10:35; 17;12; 19:28;20;9; Hand 8:32;  Rom 4:3; 9:17; 10:11; 11;2; Gal 3:8,22; 4:30; 1 Tim 5:18; Jak 4:5,6; 2 Pet 1:20.

Deze teksten verwijzen naar verschillende boeken in het Oude Testament.  

Ook waar deze woorden naar een tekst verwijzen hebben ze waarde.  Mark 12:10; Luk 4:21; Joh 13:18: Hand 8:35.

Nooit worden de woorden: “de Schrift of de Schriften” gebruikt om een citaat uit een apocrief boek te geven.  

Het woord wet  wordt soms ook gebruikt om het hele Oude Testament aan te duiden Voorbeelden: Joh 10:34; 12:34; 15:25; 1 kor 14:21

De naam Oude Testament  vinden we al in het Nieuwe Testament 2 Kor 3:14.       

 

 

(Verder uitwerken)
De schuif van gehoorzaamheid naar ervaring, wat heb ik er aan. Werkt het in mijn leven?  Rom 6:17; Matt 5:17-20
De schuif van de kijk naar binnen
De schuif naar: ik ben zelf een mens met mijn eigen waarheid.
De schuif van concrete spreken van de HERE naar grote lijnen.
Authenticiteit  -  verhaal.

 

 

Omgang met de Schrift

Voorbeeld: Hoe beoordeel je het onderstaande? Hieronder lees je een blog. Dit soort omgaan met de Schrift kom je al meer tegen. Is dit een goede manier van omgaan met de Schrift? Waarom wel, waarom niet? Dat gaan we bespreken vanuit wat we eerder besproken en gezien hebben.  

 

Een paar oplettende lezers misten in mijn vorige blog over het gebruik van (het woord) ‘scheppingsorde’ in de discussie rond vrouwen en hun rol in de kerk een verwijzing naar 1 Timoteüs 2:13. Dat was natuurlijk met opzet.

Het was een keuze die ik maakte om daarmee te laten zien dat een tekst die Paulus twee- à drieduizend jaar na het ontstaan van Genesis schreef, gebruikt wordt als hermeneutische sleutel voor het verstaan van Genesis 1-3. De vraag is dan of dat eigenlijk wel legitiem is? Of dat openbarings-historisch gezien wel klopt? 

......

Maar goed, de vraag is me te na aan het hart gelegen om haar te laten schieten na zo’n dertig jaar studie op de geschiedenis van de exegese van de twee ‘zwijgteksten’ bij Paulus waarvan 1 Timoteüs 2:11-15 er één is (vergelijk ook 1 Korintiërs 14:34-35). De vraag is dus: hoe lezen we 1 Timoteüs 2:13 in het licht van Genesis 1-3? Dus niet andersom!

 

Opmerking: Gebeurt het in de Bijbel niet vaker dat we in het N.T. leren hoe we bepaalde gedeeltes in het O.T. moeten verstaan?  Ik denk even aan Jona. Maar er zijn ongetwijfeld meer voorbeelden.

 

Ervaren debater

Nadat we eerst gezien hebben dat er in Genesis geen sprake is van ‘scheppingsorde’ als basis voor de rol van de vrouw als ‘eeuwige ondergeschikte’, integendeel zelfs (zie bijv. Genesis 2:24), en dat die onderschikking op geen enkele manier geboden is - ook niet in Genesis 3 - wordt het inderdaad interessant hoe Paulus in 1 Timoteüs 2 zijn argumenten neerzet. Hij ‘verdraait’ daar toch als het ware het scheppingsverhaal! En ik kan me niet voorstellen dat hij dat onbewust doet als doorgewinterde schriftgeleerde.

Nee, ik heb geen kritiek op Paulus. Ik vind het eigenlijk geniaal wat hij doet. Het is een associatieve manier van lezen van het scheppingsverhaal, die hij als ervaren debater gebruikt om zijn argument kracht bij te zetten dat vrouwen in de kerk niet te hoog van de toren mogen blazen (onderwijs geven en de baas spelen over mannen).

Dat Paulus dit zegt in zijn persoonlijke brief aan Timoteüs, de jonge voorganger van Efeze, en niet in bijvoorbeeld de super ‘kerkelijke’ brief aan de Efeziërs zelf, of in een van zijn andere brieven, valt op. Blijkbaar was het een delicate kwestie waar Timoteüs mee te maken had in zijn werk. Titus had dat probleem niet en het was zeker ook geen algemeen probleem in de door Paulus gestichte kerken. Paulus geeft zijn protegé hiermee wat ‘tools’ in handen om het gesprek hierover in de gemeente aan te gaan. Dat doet hij privé in een persoonlijke brief.

 

Voortgang van het evangelie

Belangrijk is echter het kader waarin dit staat. 1 Timoteüs 2 gaat helemaal over de voortgang van het evangelie. God wil dat alle mensen worden gered en de waarheid leren kennen (vers 2). Dat kan alleen als er geen heibel is in de samenleving en in de kerk. Daarom moet er ook gebeden worden voor de mensen en vooral voor de overheden. Maar het zegt ook iets over het gedrag van ‘kerkmensen’: zij moeten zich ‘rustig en waardig’ gedragen, zodat de mensen om hen heen respect voor hen (kunnen) hebben.

  • Vers 8: mannen moeten niet overal bovenop springen en heftig discussiëren: hete hoofden, koude harten! En je ziet het zomaar voor je: het Mediterrane temperament. Hoe kun je dan nog fatsoenlijk bidden? Eerst heftig ruzie zoeken en dan met een vroom gezicht in de kerkbanken schuiven! Dat doet het evangelie en de voortgang er van geen goed.
     
  • Vers 9 en verder: vrouwen moeten in hun kleding en opstelling laten zien dat ze respectabel zijn. Dus geen opzichtige kleren en haarmode et cetera. Maar ook: niet (te veel) op de voorgrond dringen, doen alsof je de wijsheid in pacht hebt en dan anderen (vooral mannen) ‘beleren’ (leren op een autoritaire en dominerende manier). Nogmaals: dat doet het evangelie geen goed en houdt de voortgang ervan tegen. Het zet de gemeente in die tijd in een verkeerd daglicht.

Kortom: het gaat bij dit alles om de voortgang van het evangelie. Het was wel een heel andere tijd met andere normen en andere vormen. Wie zal er vandaag nog iets van zeggen dat vrouwelijke gemeenteleden zich opmaken, aandacht besteden aan hun kleding en sieraden dragen. Tegelijkertijd, zouden we daar misschien ook best nog weleens wat meer over na kunnen denken: wat kleding, maar ook onze manier van kerk zijn doet met ‘buitenstaanders’. Ik wil maar zeggen: 1 Timoteüs 2 is vandaag nog net zo relevant als in Paulus’ tijd.

De vraag is echter wel, hoe we de teksten moeten uitleggen naar vandaag toe en hoe we ze moeten toepassen in onze tijd. En dan zou het zomaar kunnen zijn dat juist de uitsluiting van vrouwen of het terugdringen van vrouwen in de kerk een veel groter probleem vormt voor de voortgang van het evangelie in deze tijd, dan het volledig inschakelen van vrouwen:

  • Sociaal en cultureel gezien is het geen enkel probleem meer. Het is volkomen geaccepteerd en wordt zelfs gestimuleerd in de maatschappij (wie laat zijn dochter niet studeren als het mogelijk is) dat mannen en vrouwen gelijkwaardig zijn (ok, in de praktijk is dat nog best wel weerbarstig, maar principieel is het geen enkel probleem).
     
  • In deze tijd waarin vrouwen maatschappelijk gezien dus volledig geëmancipeerd zijn (en wie is daar nog echt tegen?) is het juist een affront voor het evangelie als vrouwen naar het tweede plan worden verwezen.
     
  • Als het gaat om de verspreiding van het goede nieuws zijn in deze tijd zijn ‘alle hens aan dek’ nodig. Hoe bestaat het dat de helft van Gods ‘taskforce’ op een zijspoor wordt gezet, waarbij ze wel bijna alles mogen doen als het om het fysieke werk gaat (alle tegen het ambt aan liggende taken en functies), van koffie zetten tot lesgeven aan theologiestudenten, maar het ‘ambt’ voor hen onbereikbaar blijft. Eerlijk gezegd: ik kan me voorstellen dat mensen, met name jonge, hoogopgeleide vrouwen, hierom de kerk de rug toekeren. Dit is dus een missionair argument.
     
  • Ten slotte is het historisch niet hard te maken dat wanneer er meer ruimte komt voor (de gaven van) vrouwen als leiders in de kerk, het verkeerd gaat. In veel opwekkingsbewegingen en op het zendingsveld hebben vrouwen als leiders gefunctioneerd. Kerken die de ambten hebben opengesteld voor vrouwen zijn niet minder schriftgetrouw. Integendeel: ik ken heel veel ‘evangelische’ voorgangers in de Protestantse Kerk in Nederland, die vrouw zijn.

Daarbij blijft 1 Timoteüs 2 dus helemaal staan: onverkort en letterlijk. Nog steeds - en misschien wel meer dan in de eeuwen hiervoor - gaat het om de voortgang van het evangelie in het geseculariseerde Nederland, waarin het grootste deel van de bevolking niets meer heeft met de kerk, de Bijbel of met Jezus Christus. Mensen voor wie de manier waarop we met elkaar omgaan/omgingen in de kerk (de splitsingen en conflicten, hete hoofden en koude harten, de manier waarop vrouwen werden/worden behandeld, waarin de vloek van Genesis 3:16 gebruikt werd als een gebod) misschien wel juist een extra reden was om de kerk te verlaten. Voor wie de manier waarop we vrouwen bepaalde ‘rechten’ onthouden vandaag de dag juist een stok is om mee te slaan!

 

Argumenten van Paulus

Ok, maar wat doen we dan met de argumenten die Paulus gebruikt: de ‘scheppingsorde’ en de zondeval?
Welnu, de ‘scheppingsorde’ zoals wij die vanuit de traditie vaak invullen hebben we vanuit Genesis 1-3 al naar het ‘rijk der fabelen’ verwezen (zie vorige artikel). Paulus gebruikt de volgorde in de schepping even op een typisch rabbijnse manier om zijn punt te maken (ik verwijs nogmaals naar Talmud tractate Sanhedrin viii. 4-9). Hij geeft hier zeker geen leer van de schepping, want daar is vanuit Genesis 1-3 veel meer en ook heel andere dingen over te zeggen.

En ‘Eva verleid’? Zeker, maar zij bood volgens de geschiedenis tenminste nog weerstand (Genesis 3:2-3). Van Adam horen we helemaal niets in Genesis 3: geen vragen, geen verzet. Hij stond erbij en keek ernaar en toen Eva hem de vrucht gaf, zette hij er zonder meer zijn tanden in. Natuurlijk bedoelt Paulus niet te zeggen dat Adam niet gezondigd heeft (vergelijk Romeinen 5:12-19). Opnieuw: Paulus wil een punt maken! ‘Waar hebben we dat ook al weer eerder gezien dat een vrouw het voortouw nam en het verkeerd ging? Dus lieve zusters, niet te hoog van de toren blazen!’ Nogmaals: geen leer over de zondeval want dat ligt toch echt veel complexer.

1 Timoteüs 2 is zonder meer een van de moeilijkste teksten in dit verband. Maar het is absoluut te simpel om dit gedeelte zomaar in te zetten als het ‘zware geschut’ tegen de vrouw in het ambt. Tegenover deze tekst staat immers Galaten 3:28. En het is te simpel om vanuit 1 Timoteüs 2:13 een fundamentele scheppingsorde te verdedigen en terug te lezen in de eerste drie hoofdstukken van de Bijbel. In ieder geval is dat hermeneutisch en openbarings-historisch gezien onmogelijk te verdedigen.

 

Jan Wessels, Missie nederland, Evangelische Alliantie.

 


[1] Zie H.G.L. Peels ‘God en geweld’, Apeldoorn 2007 Theologische Universiteit p. 35-38