Bijbelstudie "Israëls twaalftal"

Auteur: Ds. H. Drost

 

 

 

RUBEN, DE OPBRUISENDE BEEK

 

 

Inzoemen

vragen // voorstudie

Geboorte

Gen.29:31 en 32

 

Waarom geeft moeder Lea haar eerstgeborene deze naam?

Geschiedenis

Gen. 35: 16-22

 

Wat zou Ruben gedreven hebben om gemeenschap te hebben met de slavin van Rachel?

Zegen van Jakob

Gen. 49:3,4

 

Wat is het pijnlijke in Jakobs zegen voor zijn oudste?

"Ruben, mijn oudste zoon ben jij,

 

de eerste vrucht van mijn manlijke kracht,
in fierheid en macht de voornaamste.

 

Onstuimig ben jij als het water -
Nee, jij zult niet de voornaamste zijn,
want jij hebt je vaders bed beslapen,
je vaders legerstee ontwijd.

 

Hij heeft mijn bed beslapen!."

 

Gen.49:3,4

Zegen van Mozes

Deut.33: 6

 

Zie je verband met de zegen van Jakob?

 

 

 

 

1.  Familiefoto

Lea is de versmade vrouw. Ze hunkert naar de liefde van haar man. Het is haar strijd met haar zus Rachel om de man. Die strijd beheerst haar leven, zelfs in de kraamkamer. Als Ruben als eerste geboren wordt, ziet ze deze zoon als middel om haar man aan zich te binden : zie, een zoon !! (Gen.29:31,32 geeft een eigen invulling aan die naam). En als Ruben groter is, brengt hij haar de 'liefdesappelen' - een vrucht waarvan men dacht dat ze de vruchtbaarheid bevorderde. Daarmee kan ze haar man voor een nacht huren. Het is geen fraaie geschiedenis (Gen.30:14-16). Lea is de vrouw die naar liefde smacht. En haar oudste zoon Ruben maakt ze tot onderdeel van die strijd. Eigenlijk slecht: je kind gebruiken voor je eigen doelen. 

 

Als we kijken naar de geschiedenis in de Bijbel van de stam Ruben, zie je gebeuren wat Jakob op zijn sterfbed aanduidde. De grote lijn is dat de stam Ruben steeds minder wordt - in getal en aanzien. 

 

Daarom roept Mozes – als hij deze stam zegent - uit :  "Ruben leve, en sterve niet, maar laten zijn mannen te tellen blijven."  (Deut.33:6).  Het verband met de voorzegging van Jakob is dat Mozes hier uitroept dat Ruben wel moet blijven bestaan in Israël. Tegelijk spreekt hij uit dat de stam niet te groot moet worden, omdat Ruben dan weer de plaats zou innemen die zijn stervende vader Jakob hem ontnomen heeft: de eerste !! 

 

Al met al is Ruben wat achteraan komen te staan in de familie. Je krijgt op de foto van Gods familiealbum de indruk dat hij zo uit het beeld zou kunnen verdwijnen. Gelukkig zien we aan het eind van de Bijbel (Op.7:5) dat er ook uit deze stam een door God bepaald aantal mensen bij is. Deze tekst in Openbaring spreekt van  zegen in de straf voor Ruben. De straf is dat Ruben na Juda op de tweede plaats staat, zoals vader Jakob al had aangeduid.  De zegen in de straf is dat ook uit Ruben het getal van Gods uitverkorenen - 12.000 - binnen is. Ruben is erbij!!

 

 

2. Pasfoto

Er zijn twee lijnen in de zegen te ontdekken als het over Rubens positie gaat. De eerste lijn is dat hij de voornaamste positie heeft, maar de tweede lijn is dat Jakob zegt dat hij die positie verspeeld heeft.

 

Rubens positie was die van de eerstgeborene. Jakob besefte dat goed toen deze zoon hem geboren werd: had hij niet levenslang zijn oudste broer Ezau om die positie benijd en bestreden? Trots had hij deze zoon gezien als een teken van zijn kracht: hij roemt hem als de eerste vrucht van zijn manlijke kracht. Nou, nou - denken wij - kan dat niet een toontje lager, Jakob? Is een kind niet een gave van God? Spreekt hier de trotse Jakob van voordat God bij Pniël zijn kracht brak? Ja, de trotse vader zag deze eerste zoon als een eigen prestatie.

 

De positie als eerstgeborene  bracht mee dat je een dubbel deel kreeg van vaders erfenis (verg. Deut.21:17). Maar dat voorrecht heeft Ruben verspeeld. Door zijn onbezonnen karakter kwam hij tot een onbezonnen daad. Ruben is iemand die onstuimig opbruist als water: Hij is als een bergbeekje dat vriendelijk kabbelend uit de bergen komt, maar zich opeens woedend naar beneden kan storten als een alles meeslepende en vernielende rivier. Dat onberekenbare in Rubens karakter kwam eruit, toen hij het bed van zijn vader had beslapen, beklommen als een wilde bok (hetzelfde woord in Gen.31:10).

 

Dat was voor de eens zo trotse vader zeer onterend (hetzelfde woord in 1 Kron. 5:1). Hij neemt afstand van deze zoon. Je hoort het wanneer hij zich als het ware van Ruben afkeert en bitter zegt: “hij heeft mijn bed beslapen.Jakob bedoelt hier dat zijn zoon in zijn plaats ging liggen. Dat was de ontwijding: hij nam vaders plaats in. Naast de  bloedschande (verg. Lev. 18:8) is dit de zonde van de revolutie: het is de zonde van de greep naar de macht.

 

Maar hij die grijpt naar de eerste plaats, verspeelt die juist. Hij raakt het eerstgeboorterecht kwijt. De eerstgeborene zou de leider zijn. Ruben mag de leider niet zijn. Zijn broer Juda zal de leider zijn. Behalve het leiderschap kreeg de eerstgeborene een dubbel deel. Ruben krijgt het dubbele deel niet. Ook dat gaat naar een broer. Jozef krijgt het dubbele deel: een deel voor zijn zoon Efraim en een deel voor zijn zoon Manasse (verg. Gen. 48).

 

Vragen

  1. Waarom zou de eerstgeborene in de Bijbel zo vaak gepasseerd worden?
    Denk aan Ezau (Gen.25:23), Manasse (Gen.48:14), Eliab (1 Sam.16:6,13).  
     
  2. Wie greep ook naar de macht door gemeenschap te hebben met de (bij)vrouwen van zijn vader? (Zie 2 Sam. 16:15-23 en 1 Kon. 2:19-25)

 

 

3.  Spiegel

Gods zegen kan liggen in straf. Dat is de zegen voor Ruben. God doet ook ons soms pijn, opdat wij straks gered zullen zijn. Kent u dat? Ziet u dat? Erkent u ook dat u het nodig hebt? 

 

Wij zijn ook nog steeds van die mensen die ons willen uitleven. Ook in gereformeerde lichamen kolkt wild bloed. Wij zijn ook van dat onstuimige volk dat eigen zin wil doordrukken. En het ergste wat een mens dan kan overkomen, is dat  God je laat gaan  en zegt: ' Ga je gang...leef je maar uit'. Als je merkt hoe de zonde je mee kan slepen, als je ervaart hoe je zelf ook voor de zonde kan kiezen, beleef je dat God je moet vasthouden. Dan wordt je angst dat Hij je aan jezelf overlaat. Dat horen we ook David in Ps.51 bidden na zijn diepe val: "Neem uw heilige Geest niet van mij”. Anders ga ik de ondergang tegemoet (zie Ps. 51:13). 

 

Ons behoud ligt in het gebed. Het gebed brengt ons in verbinding met God en Hij reikt ons Zijn hand. Jezus leerde ons bidden dat God ons niet loslaat maar aanpakt. Dat is bidden om de zegen van Ruben:

"Gij weet het, onze kracht is klein,
de driften veel en 't hart onrein.
Wat wordt er van ons in die staat.,

o Vader, zo gij ons verlaat?"

 

Vragen

  1. Wanneer komt het moment dat God een mens loslaat? Betrek Rom.1:18-24 en 28 in de bespreking waar staat dat God een mens overgeeft en hem laat gaan.
     
  2. Voelt u zelf wel eens dat u zonder de correctie van God naar de ondergang zou hollen? Lees eventueel samen artikel 15 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis over de erfzonde.
     
  3. Hoe weet u zeker dat God u zal vasthouden? Vergelijk Dordtse Leerregels, hoofdstuk V.

 

 

4.  Panorama                      :    Voor wie meer wil weten, volgen  enkele bijbelgedeelten over de stam Ruben.       

Woestijn

In Num. 16 lezen we over een opstand tegen Mozes en Aäron. En twee van de oproerkraaiers - Datan en Abiram - zijn Rubenieten. Een aardje naar hun vaartje…

 

Intocht

De stam Ruben kwam te wonen in het voormalig gebied van de Amorieten (Joz. 13:15-23). Ze hadden er zelf voor gekozen. Daar zat wel een stuk eigenbelang in. Mozes wordt boos, omdat ze niet meetrekken de Jordaan over naar het beloofde land, maar voor zichzelf kiezen. ( Dat was ook het verwijt van Debora, Ri. 5:15-16). Na Mozes’ uitval beloven de Rubenieten dat ze voor de andere stammen zullen meevechten in het beloofde land (Num. 32). 

 

Ruben had altijd wat moeite zijn plaats in het volksgeheel in te nemen. Hij woonde wat apart in het Overjordaanse. In Joz.22 kunt u lezen dat ze daar zelfs een eigen altaar gingen bouwen: wordt dit een afscheiding? Opwinding bij de rest van Israël; pas na uitleg dat dit geen eigen altaar is, maar meer een heenwijzing naar Gods altaar bij de tabernakel, keert de rust en daarmee de eenheid terug onder Gods volk.

 

Erfdeel

De Rubenieten waren herders. Ze leidden hun eigen leventje (zie nogmaals Ri.5:13-15). Ze leefden wat teruggetrokken in hun eigen erfdeel. De band met de andere stammen stond wel eens onder spanning. 

 

Ballingschap

1 Kron.5 begint met een herinnering aan de degradatie van deze oudste zoon van Jakob. De Rubenieten streden later voor het behoud van hun land. Ze waren God niet kwijt, want ze riepen in de strijd tot Hem en het werd een strijd van God voor hen. Maar uiteindelijk werden ook zij ontrouw (als veel van hun broeders) door andere goden te gaan eren. De koning van Assur kwam en voerde ook de stam Ruben in het Overjordaanse weg: in ballingschap (1 Kron. 15:18-26).