Bijbelstudie "Israëls twaalftal"
Auteur: Ds. H. Drost
BENJAMIN, DE WOESTE WOLF
Inzoemen |
vragen // voorstudie |
Geboorte Gen.35:16-20 |
Wat bedoelt Jakob met deze naamsverandering? |
Geschiedenis Ri.19-21 |
Wat leert u uit deze geschiedenis over (het karakter van) de stam Benjamin? |
Zegen van Jakob |
|
Benjamin, een verscheurende wolf; Gen.49:27 |
|
Zegen van Mozes Deut.33:12 |
Wat zegt deze zegen over het gebied dat Benjamin zal krijgen in het land van Gods belofte? |
1. Familiefoto
Jakob noemt zijn jongste een “wolf”. Is dat positief of negatief?
Sommigen zeggen dat Jakob deze zoon van zijn liefste Rachel prijst. Maar er staat bij dat Benjamin een “verscheurende wolf” is. Dat is niet bepaald positief. De wolf is een verscheurend monster. Hij was een groot gevaar voor de schapen. In de Bijbel wordt de dwaalleraar de ‘wolf’ genoemd die de kudde – de kerk van Christus – verscheurt (zie o.a. Mt.7:15; Hand.20:29).
Hier aan het eind wordt weer heel duidelijk waar het in deze twaalf zegenspreuken om gaat. Het gaat niet om Jakobs eigen gevoel over zijn twaalftal. Zijn gevoel voor Benjamin is wel duidelijk : Benjamin was zijn lieveling geworden toen hij leefde in de veronderstelling dat Jozef dood was, (zie Gen.42:4.36). Maar dat klinkt niet door in deze zegen.
De stervende Jakob spreekt op zijn sterfbed Gods Woord als een profeet die in de toekomst kijkt. Hij kijkt door heel de geschiedenis van Gods werk en ziet de plaats van elk van de jongens in het plan van God. En Benjamins rol in de geschiedenis van God is niet altijd positief, alhoewel….de wolf deelt ook de buit.
De kleinste is niet de aardigste. Als je eens goed naar het gezicht van Benjamin kijkt, zie je wat harde trekken. De jongste is een felle. Maar het licht Gods genade zet ook deze zoon van Jakob mooi op de foto. Het is het licht van Gods liefde dat dit twaalftal in het zonnetje zet.
2. Pasfoto
“Benjamin is een verscheurende wolf”. Hij is roofzuchtig. “…wie huurling is en geen herder, ziet de wolf aankomen, laat de schapen in de steek en vlucht – en de wolf rooft ze en jaagt ze uiteen” (Joh.10:11-12). De Here Jezus spreekt hier over ‘een wolf’ die op jacht is. De wolf jaagt in Palestina blijkbaar niet in groepen, zoals de wolf in Europa doet. Hij verbergt zich overdag en ‘s nachts sluipt hij naar de schaapskooi...op jacht naar buit. Hij is roofzuchtig, maar ook vraatzuchtig. Hij heeft zo’n sterk gebit dat hij het dijbeen van een volwassen eland door kan bijten. Als het donker wordt, gaat hij op jacht naar buit. Als hij zijn prooi te pakken heeft, heeft hij vlees voor een dag. ”Benjamin, een verscheurende wolf : s’ morgens verslindt hij zijn prooi”. Zijn sterke tanden trekken het vlees van zijn prooi uit elkaar.….
In deze zegen aan de zoon van zijn rechterhand ziet Jakob, hoe de stam Benjamin in de geschiedenis van het Oude Testament als een roofdier op zal treden. Hij is een vechtersbaas…
Dat Benjamin een wolf is die verscheurt, komt vooral in Ri.20 naar voren. Als de andere elf stammen een strafexpeditie tegen hun broer Benjamin op touw zetten vanwege het walgelijke verkrachten van een vrouw tot ze dood is, slaat Benjamin zo hard terug dat alleen al op de eerste dag tweeëntwintigduizend Israëlieten omkomen (Ri.20 en 21). Benjamin richt een slachting aan onder zijn eigen volk. Dat is Benjamin : een verscheurende wolf…
Er zijn wolven die hun prooi meteen met huid en haar opeten. Zo extreem is Benjamin niet, hij bewaart de buit : ”’s avonds verdeelt hij de buit”. Dat is toch abnormaal? Je kunt je voorstellen dat de Europese wolf, die in roedels jaagt, de prooi verdeelt. Maar zo’n wolf die in het donker een schaap te pakken krijgt, gaat het toch niet de hele dag bewaren om het ‘s avonds uit te delen? Dat doet geen wolf…dat is abnormaal.
Dit slaat op iets bijzonders…wat ziet Jakob? Hij ziet Paulus, de zoon van Benjamin. Die is er trots op uit de stam Benjamin te zijn. Als hij roemt in wie hij is en wat hij kan, schrijft hij trots in Fil.3 : ik ben “besneden ten achtste dage, uit het volk Israël, van de stam Benjamin” (Fil.3:5). Volgens de rabbijnen kon je er trots op zijn als je uit de stam Benjamin was, want Benjamin was – in tegenstelling tot zijn broers - geboren in het land van de belofte. Paulus vervolgde de kudde, de kerk van Christus – tot - dat is het abnormale in de geschiedenis van Benjamin - tot Christus verscheen op weg naar Damascus. Toen kwam hij in dienst van Christus om het heil wereldwijd uit te delen.
Vragen
- Bespreek eens het gebruik van de dierennamen in Gen.49; waar is het positief en waar is het negatief bedoeld?
- Herkent u de aard van Benjamin bij de farizeeër Saulus?
3. Spiegel
Paulus schaamde zich er na zijn bekering niet voor een Benjaminiet te zijn. Nee, het punt was dat er nu iets in zijn leven was gekomen dat ver boven dat alles uitstak. Paulus laat in Fil.3 zien hoe je gegrepen wordt door de liefde, als de zon van de genade opgaat in je leven.
Christus wordt alles, de rest wordt vuilnis.
Christus is je leven, de rest kan je gestolen worden.
Dat maakt dat je je enthousiast inzet voor de kerk van Christus.
Een voorvechter zonder liefde wordt gauw een agressieveling. Pas bij het kruis van Christus wordt dat anders : inzet voor God vanuit de liefde. Zonder het kruis van Christus krijg je een harde opstelling die in de kerk meer kapot maakt dan je lief is. Het kan ons in de kerk zo maar in de greep krijgen. Je ziet mensen een verbeten trek om de mond krijgen als het in de kerk niet gaat zoals zij willen. Er komen veranderingen in de kerk die hun niet aanstaan. Of de kerk verandert niet snel genoeg zoals zij willen. Er komt een harde opstelling, het resultaat is : schade.
Dat verandert pas, als de liefde van Christus je in de greep krijgt. Dan wil je wel vechten als het moet, maar dan voor je Heiland en zijn kerk. Dan ben je in de greep van de liefde. De kerk is de gemeenschap van mensen, die door de zon van de genade verlicht worden. Dat maakt hen enthousiast voor God.
Vragen
- Herkent u bij uzelf en anderen in de kerk een vechtersbaasmentaliteit?
- Wat verandert er als Christus je alles wordt?
4. Panorama : Voor wie meer wil weten, volgen enkele
bijbelgedeelten over de stam Benjamin
Intocht
Benjamin kreeg Jeruzalem in zijn erfdeel (vgl. Joz.18:28 met Deut.33:12). De richter Ehud uit de stam Benjamin was links (zie Ri.20:16) en kon daardoor onverwacht Eglon de koning van Moab, neersteken (Ri.3:21-22). De dapperheid van koning Saul deed Benjamin voorop gaan (zie Ps.68:28), maar zijn woeste aard berokkende uiteindelijk Gods volk veel schade, juist door zijn woest verzet tegen de gezalfde uit Juda, koning David (2 Sam.3:1). Die haat tegen Gods gezalfde steekt wel vaker de kop op bij Benjaminieten ( Ps.7; 2 Sam.16:5-14; 20:1-22).
Steeds weer in het Oude Testament blijkt de dapperheid van Benjamins nakomelingen ( o.a. 1 Kron.8:40; 2 Kron.14:8).
Ballingschap
Met Juda ging ook de stam Benjamin in ballingschap – maar kwam terug (Ezra 4:1;10:9), alhoewel sommigen niet mee terugkeerden ( zie Est.2:5-7).
Nieuwe Testament
God heeft zijn volk niet verstoten, ook Benjamin niet (Rom.11:1). Wij, uit de heidenen, kregen het heil via de prediker uit Benjamin. Paulus zegt : “Ik spreek tot u, heidenen. Juist omdat ik apostel der heidenen ben, acht ik dit de heerlijkheid van mijn bediening, dat ik zo mogelijk de naijver van mijn vlees (en bloed) mocht opwekken en enigen uit hen behouden”
Laten we bidden om vrede over heel Gods Israël.